Vanaf 1 januari 2026 zijn alle gemeenten vanuit de nieuwe cao verplicht om een mobiliteitsregeling op te nemen voor de vergoeding van woon-werkverkeer. Voor gemeenten is dat aanleiding om “iets te moeten regelen”. Maar deze nieuwe verplichting biedt juist een unieke kans om mobiliteit niet langer als losse vergoeding te behandelen, maar als een strategisch onderdeel van modern werkgeverschap en duurzaam beleid. Slimme gemeenten grijpen deze kans aan om beleid te vernieuwen, medewerkers écht te ondersteunen en een voorbeeldfunctie in te nemen als het gaat om duurzame mobiliteit.
De impact van mobiliteit binnen gemeenten
Elke werkdag reizen ongeveer 210.000 gemeentemedewerkers vanen naar hun werk. Die dagelijkse verplaatsingen zorgen samen voor bijna 20% van de totale CO₂-uitstoot van gemeentelijke organisaties. Toch blijkt uitonderzoek:
- Slechts24 gemeenten en 8 SGO’s hebben expliciete doelstellingen om deze uitstoot te verminderen.
- 95% van de gemeenten heeft een andere invulling van woon-werkvergoeding.
- Slechts17% van de gemeenten stimuleert ov of fiets actief meer dan de auto.
In de meeste gevallen is mobiliteitsbeleid eerder bedoeld als compensatie dan als sturingsinstrument. Tegelijkertijd maken veranderend reisgedrag, hybride werken en krapte op de arbeidsmarkt duidelijk dat deze aanpak niet langer volstaat.
Wat vraagt de cao concreet?
In de nieuwe cao Gemeenten is vastgelegd dat gemeenten verplicht zijn een regeling op te stellen die woon-werkverkeer vergoedt opdagen dat daadwerkelijk wordt gereisd. Thuiswerkdagen tellen dus niet meer mee. Bovendien moet de regeling alle vormen van vervoer meenemen – denk aan auto, fiets, ov, deelvervoer – en mag je als gemeente zelf bepalen hoe hoog de vergoeding is en hoe die past binnen bijvoorbeeld het IKB.
Dat klinkt als een administratieve klus, maar het is vooral een kans om keuzes te maken die passen bij de organisatie van vandaag. Wantmobiliteitsbehoeften zijn divers en one-size-fits-all-oplossingen kunnen in de praktijk leiden tot frustratie voor werkgevers en medewerkers .
Mobiliteitsbeleid moet recht doen aan de praktijk
Het recente LOGA-onderzoek maakt duidelijk dat medewerkers hun mobiliteitskeuze vooral laten afhangen van geld, tijd en gemak – en dus zelden vanuit duurzaamheid. Medewerkers met vroege diensten, fysiek zwaar werk of beperkte ov-bereikbaarheid zijn vaak echt afhankelijk van de auto. Tegelijkertijd groeit de onvrede wanneer regelingen als oneerlijk worden ervaren. Bijvoorbeeld als thuiswerkers een vergoeding krijgen, terwijl collega’s die wel reizen zelf kosten maken.
Goed beleid vraagt dus om maatwerk. Niet per se voor iedere medewerker individueel, maar wel afgestemd op functieprofielen, bereikbaarheid en redelijkheid. En vooral: beleid dat uitlegbaar en verdedigbaar is. Draagvlak ontstaat daar waar beleid voelt als logisch en eerlijk.
Slimme oplossing: het mobiliteitsbudget
Een mobiliteitsbudget biedt precies dat: flexibiliteit binnen kaders. Het stelt medewerkers in staat hun reisgedrag zelf vorm te geven met een vast bedrag dat zij kunnen inzetten voor ov, fiets, deelvervoer of parkeren. Daarmee past het perfect bij hybride werken en uiteenlopende voorkeuren. Gemeenten krijgen er iets waardevols voor terug: grip op kosten, transparantie in vergoedingen én de mogelijkheid om te sturen op duurzaamheid.
Zo kiest gemeente Utrecht ervoor om ov volledig te vergoeden, maar geen autokilometers, tenzij elektrisch. Gemeente Rotterdam werkt met een mobiliteitskaart en minder parkeerplekken om duurzame keuzes aan te moedigen. En gemeente Hengelo werkt met Reisbalans om het reisgedrag inzichtelijk te maken en beleid stap voor stapte verbeteren.
Het begint met inzicht
Wie weet hoe zijn medewerkers reizen, weet ook waar de knelpunten én kansen liggen. Daarom bieden we als eerste stap onze gratis mobiliteitsanalyse aan via onze partner Ottimo. Deze analyse laat zien hoe medewerkers reizen, waar de CO₂-uitstoot zit, welke alternatieven er zijn en wat de effecten van nieuw beleid zijn op kosten, vitaliteit en tevredenheid.